Landjepik blijkt soms lonendHet is van alle tijden dat er geschillen spelen rond de erfgrens tussen naburige percelen. TV programma's als "De Rijdende Rechter" staan er bol van. Een recent voorbeeld is een huiseigenaar die een stuk grond – dat door de vorige huiseigenaar was geannexeerd, ook formeel in eigendom wil krijgen. Volgens het Kadaster behoort het betreffende stuk grond tot het kadastrale perceel van de buurman. De huiseigenaar legde een claim neer bij de buurman dat het stuk grond door verjaring aan hem toebehoort. De buurman betwist dat. Mocht er toch sprake zijn van verjaring, dan eist de buurman dat de grond aan hem moet overdragen omdat deze onrechtmatig in het bezit van de huiseigenaar zou zijn gekomen.. De Rechtbank buigt zich over deze kwestie en is van mening dat het stuk grond in 1968 in bezit is genomen door de rechtsvoorgangers van de huiseigenaar en dat er sinds die tijd sprake is geweest van ongestoord bezit van de grond door de huiseigenaar en zijn rechtsvoorgangers. Daardoor is het bezit door de buurman teniet gegaan. Het stuk grond is bovendien door de afbakening met paaltjes en draad sinds 1968 feitelijk afgescheiden geweest van het perceel van de buurman en is feitelijk/kennelijk deel gaan uitmaken van het perceel van de huiseigenaar. Vast staat ook dat het stuk grond na de plaatsing van de paaltjes met draad en later door een betonnen schutting, slechts te bereiken was vanaf het perceel van de huiseigenaar en dat het perceel alleen door de huiseigenaar en zijn rechtsvoorgangers is gebruikt. Daarmee is volgens de Rechtbank sinds 1968 sprake van een voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig bezit van het stuk grond door de huiseigenaar en zijn rechtsvoorgangers. Gesteld noch gebleken is dat het stuk grond bij notariële akte aan de rechtsvoorgangers van de huiseigenaar is overgedragen, zodat geen sprake was van een wettige titel van overdracht van het stuk grond. Dit brengt met zich dat onder het oud Burgerlijk Wetboek alleen sprake kan zijn van verkrijgende verjaring door bezit te goeder trouw dan wel van bevrijdende verjaring gedurende een termijn van 30 jaar (volgens vaste jurisprudentie). De termijn zou daarmee in 1998 al zijn verstreken ware het niet dat met de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek de sindsdien geldende termijn van 20 jaar van toepassing is. Deze termijn was reeds verstreken. Op grond van voornoemde artikelen is het recht op terugvordering door de buurman van het stuk grond op 1 januari 1993 al verjaard en is de eigendom van het stuk grond op dat moment door de rechtsvoorgangers van de huiseigenaar verkregen. Ook de subsidiaire vordering van de buurman dat de huiseigenaar het stuk grond aan hem moet teruggeven wordt door de Rechtbank van tafel geveegd omdat de huiseigenaar niet degene is geweest die de grond onrechtmatig in bezit heeft genomen. Hij heeft weliswaar een onrechtmatige toestand in stand gehouden, maar dit levert naar het oordeel van de Rechtbank op zichzelf niet een onrechtmatige daad tegenover de buurman op. Had de buurman eerder bij een notaris zijn licht opgestoken dan had de verjaring kunnen worden gestuit en had hij zijn grond met succes terug kunnen vorderen. Speelt bij u een dergelijk geval, laat het er dan niet bij zitten want voor dat u het weet bent u een stuk grond armer. Bel ons voor het maken van een afspraak.
|
|